Man en Vrouw
Van de solitaire bijen en wespen is de levensloop steeds min of meer vergelijkbaar. Natuurlijk zijn deze insecten er alleen als er voedsel voorhanden is en ook het weer gunstig is. Dat betekent dat we ze vanaf maart tot in oktober kunnen aantreffen. Gewoonlijk komen de mannelijke dieren eerst tevoorschijn en pas enkele dagen later de vrouwelijke. Paring vindt vrijwel meteen plaats en het vrouwtje kan het sperma opslaan om zelf te regelen of ze een ei bevrucht of niet. Een bevrucht ei levert een vrouwelijke nakomeling op, uit een onbevrucht ei ontstaat een mannelijk exemplaar. De bijen en of wespen leven in hun volwassen stadium maar enkele weken. Het moment waarop ze tevoorschijn komen luistert erg nauw, omdat ze er moeten zijn als de voedselbron waarop ze gespecialiseerd zijn voorhanden is. Bijen verzamelen stuifmeel en nectar. Zij en hun larven zijn dus echte vegetariërs. Veel bijen zijn gespecialiseerd op één of slechts enkele soorten bloemen en vliegen daarom alleen in de korte tijd dat die bloeien. De rest van het jaar zie je ze niet omdat ze dan als larve of pop of volwassen dier verborgen wachten op het goede moment om tevoorschijn te komen. Bij solitaire wespen is dit ook zo, maar het voedsel dat zij voor hun larven verzamelen is dierlijk. Wespen larven zijn dus echte vleeseters, carnivoren, terwijl de volwassen dieren nectar gebruiken om energie genoeg te hebben voor het vele werk dat ze moeten doen.
Mannelijke bijen en wespen zijn er alleen maar om te paren en doen verder niets. Ze leveren geen enkele bijdrage aan het verzorgen van hun nakomelingen en laten al het werk aan de vrouwtjes over.
Nestbouw
De vrouwelijke dieren zoeken na de paring een geschikte nestgang of graven die zelf uit in de grond., in het merg van een takje of in vermolmd
hout. Sommige soorten maken zelf potjes van zand, leem of hars als onderkomen voor hun nageslacht.
Bij het in de grond uitgraven van nestgangen wordt het zand naar buiten geduwd. Daardoor ontstaat ter plekke een zandbergje dat op een klein molshoopje lijkt. Vaak is bovenin of opzij een invliegopening te zien, zodat zo’n zandbergje er als een vulkaantje uitziet. Ze onderscheiden zich door hun ruwere bouw van de stortbergjes van mieren, waarvan het zand korreltje voor korreltje naar buiten is gedragen.
Ondergronds worden aan het einde van vaak vertakte gangen kamertjes gemaakt, die keurig worden gladgestreken en vaak worden geïmpregneerd met verhardend speeksel of zelfs van een dun pleisterlaagje worden voorzien. In deze kamertjes wordt door bijen het larvenvoedsel opgeslagen in de vorm van een broodje van stuifmeel en nectar, bij wespen bestaat dit larvenvoedsel uit verse verlamde andere insecten, larven of spinnen.
Sommige soorten bijen en wespen geven de voorkeur aan het bewonen van steile wanden, vooral aan rivieroevers en afgravingen. Ze knagen dan in zo’n wand van zand, leem of zelfs mergel en zandsteen zelf gangen uit of gebruiken oude gangen.
Echt bovengronds worden gewoonlijk bestaande holtes gezocht, gangen die ongeveer de lichaamsdiameter van de bewoonster hebben (riet, bamboe, boorgangen van keverlarven). Ook in vermolmd hout of merg worden gangen uitgegraven, wat vaak tot uitgeworpen houtknaagsel leidt en niet zelden voor het werk van boktorren wordt aangezien. In deze gangen worden schotjes gemaakt van verhard slijm, hars, zand, leem of gekauwde blaadjes. Tussen die wandjes zit dan het voedsel voor het nageslacht met daarbij een eitje. In enkele gevallen worden bladstukjes als bekleding van de wanden gebruikt.
Dieren die zelf nestjes bouwen doen dat met zand of leem en speeksel, zodat het vrij stevige potjes worden. Meestal worden deze bouwwerkjes op een harde ondergrond op een beschutte plaats aangebracht (bijvoorbeeld onder dakpannen, op een steen of onder een deksel).
Voedsel verzamelen
Bijen vliegen op bloemen en zijn gewoonlijk gespecialiseerde bestuivers die slechts één soort bloemen of slechts één bloemenfamilie bezoeken. Alle soorten vervoeren de nectar in hun krop. De soorten die ondergronds nestelen nemen het stuifmeel mee door het tussen de haren van hun poten op te slaan (pootverzamelaars).
Soorten die bovengronds nestelen nemen het stuifmeel gewoonlijk mee aan speciale verzamelharen aan de onderkant van hun achterlijf (buikverzamelaars). Een klein aantal soorten vervoert ook het stuifmeel in de krop. De solitaire bijen zijn de echte bestuivers van onze inheemse planten. Ze zijn daarin veel effectiever dan honingbijen en bezoeken ook bloemsoorten waar honingbijen geen interesse voor hebben. Helaas zijn door het teruggelopen aanbod aan inheemse bloemen de mogelijkheden voor solitaire bijen in de laatste 50 jaar dramatisch afgenomen.
De solitaire wespen vangen veel andere geleedpotige dieren. Elk soort heeft zijn eigen specialisme. Zo zijn er spinnendoders, vliegendoders, rupsendoders, wantsendoders, luizendoders, keverdoders, en wespen die vlindertjes verschalken of keverlarven of solitaire bijen. Deze gevangen dieren worden niet meteen gedood maar door één of meerdere steken met de angel verlamd en vervolgens als voer naar de nestholte gebracht, waar de larve zich dan te goed aan kan doen aan het vers gebleven vlees. Natuurlijk vangen deze wespen allemaal dieren die veel voorkomen en daardoor zijn het natuurlijke bestrijders van plagen van andere insecten. Ze houden het natuurlijke evenwicht in stand.
Een bijenlarve doet er weken over om de voedselvoorraad te verwerken, want plantaardige kost verteert slechts langzaam De wespenlarven hebben hun voedsel in een paar dagen op.
Het jaar rond
Nadat het moederdier voor een aantal broedcellen met larven heeft gezorgd, gewoonlijk niet meer dan 10 tot 20, gaat ze dood. Ook de mannetjes zijn dan al dood. Dat betekent dat van de solitaire bijen en wespen gewoonlijk steeds alleen de larven blijven voortbestaan en de volwassen dieren na enkele weken sterven. Bij sommige overwinteren de nieuwe volwassen dieren op een beschutte plek. Daarom kunnen we de diverse soorten solitaire bijen en wespen slechts gedurende enkele weken van het jaar aantreffen, namelijk dan wanneer het larvenvoedsel aanwezig is. Er zijn om die reden soorten die in het vroege voorjaar verschijnen en bijvoorbeeld alleen maar op de wilgenkatjes vliegen, maar ook soorten die alleen in de zomer vliegen, omdat dan bepaalde snuittorren te voorschijn komen of omdat er dan pas veel vliegen zijn. De solitaire bijen en wespen brengen dus het jaar rond meestal één nieuwe generatie nakomelingen voort.